2. Anamnese

Anamnese delier

Anamnese is wat een patiënt met betrekking tot de voorgeschiedenis en relevante omstandigheden van zijn ziekte of aandoening aan een zorgverlener kan vertellen. Een anamnese komt tot stand doordat de zorgverlener aan de patiënt gerichte vragen stelt.


Bij een patiënt met een delier zijn ook observaties van de zorgverlener en mantelzorgers belangrijk. Denk aan acute verandering in iemands gedrag. Informatie van mantelzorgers en/of naasten is essentieel om mee te nemen.

Anamnese en heteroanamnese

  • Bij de meeste delirante patiënten met verminderd bewustzijn is het niet mogelijk een betrouwbare anamnese af te nemen over de voorgeschiedenis en de pre-morbide situatie.

  • Om onderscheid te kunnen maken tussen delier en dementie, is het essentieel om aanvullende gegevens te verzamelen via naasten en/of verzorgers die de patiënt goed kennen.

  • De actuele lichamelijke klachten kan de patiënt vaak zelf duidelijk maken.

  • Het is van belang de patiënt rustig te benaderen en korte, liefst gesloten vragen te stellen.

  • Omdat op ‘goede momenten’ het beeld gemist kan worden, kan herhaald beoordelen nodig zijn (7).

Signalering

  • Vooral bij kwetsbare ouderen en patiënten in de palliatieve fase is het van belang om extra alert te zijn op verschijnselen die wijzen op het ontwikkelen van een delier.

  • Hierbij is informatie van de partner of verzorger van grote waarde.

  • Belangrijke signalen zijn dat een patiënt zich plotseling ‘niet zichzelf voelt’ of dat naasten aangeven dat de patiënt plotseling verward of in korte tijd veranderd is. Hierbij kan het gaan om diverse verschijnselen zoals:

    • het niet kunnen volgen van een gesprek als het onderwerp verandert, vaak herhalen van antwoorden of moeten herhalen van vragen, summier oogcontact, staren (aanwijzingen voor een aandachtsprobleem)

    • niet helder kunnen denken, vreemde associaties en bizarre uitlatingen, van de hak op de tak springen en onsamenhangend spreken

    • veranderd slaap-waakritme, met slaperigheid overdag en nachtelijke onrust, levendige dromen, nachtmerries en verwardheid bij het wakker worden

    • angstig, rusteloos, emotioneel labiel of snel geïrriteerd zijn

    • desoriëntatie en waarnemingsstoornissen

  • Alertheid is ook geboden als de verzorger vertelt dat de patiënt urenlang stilletjes in bed ligt, lijkt te slapen en niemand lijkt te herkennen, maar vervolgens weer heel helder is, zelfs relatief onbekenden herkent, en er niets aan de hand lijkt te zijn (1,3).

Observeren en vragen stellen

  • Is de verandering acuut ontstaan?

  • Observeer de patiënt

  • Heeft de patiënt moeite om de aandacht te richten en deze bij een gesprek of handeling te houden of moeite zich te concentreren (snel afgeleid)?

  • Hoe kan het bewustzijnsniveau van de patiënt worden omschreven?

    • alert (normaal)

    • hyperalert (schrikachtig, prikkelbaar, geagiteerd)

    • hypoalert (traag reagerend, in zichzelf gekeerd, wegdromend of slaperig)

  • Fluctueren de verschijnselen gedurende de dag?

    • wisselend aan- en afwezig

    • wisselend in ernst

  • Is het denken van de patiënt ongeorganiseerd of incoherent, bijvoorbeeld door onsamenhangende of irrelevante conversatie, een onduidelijke of onlogische gedachtegang of onvoorspelbare verandering van onderwerp?

  • Zijn er aanwijzingen voor een geheugenstoornis?

    • Herinnert de patiënt zich recente gebeurtenissen?

  • Is de patiënt gedesoriënteerd?

    • Denkt de patiënt ergens anders te zijn?

    • Beseft de patiënt welk dagdeel het is?

  • Zijn er aanwijzingen voor hallucinaties?

    • Ziet of hoort de patiënt dingen die er niet zijn?

  • Zijn er aanwijzingen voor wanen?

    • Hierbij is de gedachtegang meestal logisch en te volgen, maar is de inhoud bizar, niet berustend op de werkelijkheid.

    • Is de patiënt achterdochtig?

  • Is er sprake van motorische onrust (‘plukkerig’, rusteloos) of (afgewisseld met) apathie, anders dan voorheen? (7).

Diagnose stellen

Schakel de (huis)arts (of verpleegkundig specialist (VS)/physician assistent (PA)) in om de diagnose delier te stellen. Als de oorzaak van het delier is vastgesteld kan een behandeling gestart worden. Denk bijvoorbeeld aan het starten van een antibiotica kuur bij een urineweginfectie.

Bronnen

1. Lahdidioui A. 2017. Delier, benadering vanuit het ziekenhuis. [Internet]. Beschikbaar via https://www.verenso.nl/_asset/_public/Kaderartsen/Geriatrische-revalidatie/Delier-benadering-vanuit-het-ziekenhuis-Lahdidioui.pdf. [Geraadpleegd 10 november 2021].


2. Kalisvaart K, Vreeswijk R, De Jonghe, JFM, Milisen K. TvGG. Een systematisch overzicht van multifactoriële interventies ter primaire preventie van delier bij ouderen / Review of primary prevention for delirium. [Internet]. 2005. Beschikbaar via DOI: 10.1007/BF03074747. [Geraadpleegd op 24-12-2021]


3. Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie. Richtlijn delier volwassenen. [Internet]. Beschikbaar via https://www.nvkg.nl/publiek/ziektebeelden/delier [geraadpleegd 24 december 2021]


7. Nederlands Huisartsen Genootschap. Richtlijn delier. [Internet]. Beschikbaar via https://richtlijnen.nhg.org/standaarden/delier [Geraadpleegd 24 december 2021].